In dit artikel leggen we uit wat minimum en maximum ventilatie betekent voor varkensstallen en hoe deze principes worden toegepast.
Minimumventilatie
Zoals in ons artikel Factoren van een gezond stalklimaat voor varkens beschreven werd, bevat de lucht in varkensstallen meerdere gassen/stoffen. Komen die stoffen boven een bepaalde grens, dan kunnen ze schadelijk zijn en moeten ze worden afgevoerd. Minimumventilatie is de minimale ventilatie die altijd nodig is om de lucht voldoende te verversen en wordt meestal toegepast bij lage buitentemperatuur, opzet van kleine biggen, of ’s nachts.
Minimum ventilatie kan worden gemeten aan de hand van het CO2-gehalte:
– > 3000 ppm*: er wordt te weinig geventileerd
– < 2000 ppm*: er wordt onnodig veel geventileerd
*ppm = deeltjes per miljoen
Om te besparen op stookkosten wordt soms de minimumventilatie te laag ingesteld, waardoor het CO2-gehalte te hoog wordt. CO2 is overigens zelf niet schadelijk, maar als het gehalte te hoog is, is het vochtgehalte ook te hoog, met slechte luchtkwaliteit tot gevolg. Het is dus aan te bevelen om voldoende te ventileren en iets meer te verwarmen.
Maximumventilatie
In ons artikel ‘Waarom ventilatie in varkensstallen zo belangrijk is’ staat beschreven dat varkens bij hoge temperaturen minder voer opnemen. Ze groeien dan minder en dat heeft een negatief effect op het bedrijfsresultaat. De effecten van hittestress kunnen daarnaast leiden tot darmproblemen en andere ziekten. Het is dus zaak om de warmte buiten te houden en, in ieder geval, de warmteproductie van de dieren zelf weg te ventileren. De hoeveelheid lucht die daarvoor nodig is, wordt maximumventilatie genoemd. Maximumventilatie is doorgaans alleen nodig op warme zomerdagen, met een maximale bezetting.